Na twee dagen cultuur, leek het me tijd voor een bezoek aan de dierentuin, de Zoölogischer Garten. Die is al 165 jaar oud, en ik was er al die tijd nog niet geweest. Binnenkomen was een oefening in geduld ook eenmaal de poort door was het soms lang zoeken naar de dieren. De warmte had de meeste van hen loom en slaperig gemaakt en ze hadden binnenverblijven, holletjes en schaduwplekken opgezocht. De zichtbare dieren waren over het algemeen ook niet erg opgewekt, op het depressieve of manische af soms – en dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk, in deze situatie. Dus wendde ik mijn blik maar even naar de bezoekers, op zoek naar gelijkenissen of wakker geroepen dierlijkheid. Ik stelde me vragen naar mijn persoonlijke voorkeuren onder de dieren. De enorme omvang van de dierentuin dwong tenslotte tot keuzes, dus maakte ik zelf een natuurlijke selectie van de dieren die ik zeker wilde zien: de apen, de beren, de wolven, de bijzondere verzameling kwallen. Ik vroeg me af of het ooit dag is in het verduisterde verblijf van de nachtdieren, of dat zij gedwongen zijn 24 uur per dag nacht te beleven. En tot besluit koos ik mijn dier van de maand: het nijlpaard, dat hier Flußpferd wordt genoemd. Ook heel mooi.