woensdag 15 juli 2009

Het vinden onderweg

Het is een gewoonte geworden dat ik een boek van Paul Auster meeneem op vakantie; ik herlees in Berlijn nu de New York Trilogie. De bijverschijnselen zijn me bekend, en toch ben ik er steeds weer door verrast. Gisteren fietste ik met S. de stad uit, richting Lübars, een dorpje aan de standsrand waar de tijd stil leek te staan. We fietsten de route die langs de Muur voerde, of althans: waar die vroeger heeft gestaan. Onderweg namen we zo nu en dan een afslag of een zijstraat omdat onze aandacht werd getrokken door een bijzonder gebouw, een biergarten of een verdwaald kindertimmerdorp. Ondertussen volgde ons gesprek hetzelfde patroon; ons gevoel volgend en vrij associërend spraken we over alles wat los en vast zat in ons bestaan. Terwijl ik haar op een gegeven moment een korte beschrijving gaf van B., en enkele anekdotes vertelde over haar bijzondere manier van leven, en net was aangekomen bij het heden; bij haar levensgeluk met vriend, dochtertje en een tweede kindje op komst, sloegen we een straat in, waar een gerenoveerde fabriek ons nieuwsgierig maakte naar de nieuwe gebruikers. Er hadden zich hoofdzakelijk bedrijven en kleine bedrijfjes gevestigd, maar op de vele deurbellen stond ook een voornaam van één particuliere bewoner. Hij heette S., net als de vriend van B.