maandag 6 juli 2009

Mensenpaadjes

Met in gedachten dat ik vandaag dan ook eindelijk zou gaan lezen, in Niemandsland van David Hamers, nam ik daar vast een voorschot op. Ik liep naar een onduidelijk gebiedje langs het spoor tussen S-bahnstations Greifswalderstraße en Prenzlauer Allee, dat ik gisteren vanuit de trein had gezien. Enkele leegstaande fabriekspanden hadden toen mijn nieuwsgierigheid gewekt. Nu ik er te voet kwam, trof ik er maar één gebouw aan, waartoe mij bovendien de toegang werd ontzegd door de aanwezige werklui. Dus koos ik een paadje naast het hek en een hek aan de andere kant; een geïmproviseerde, kronkelige route van twee voeten breed door struiken en hoog opgeschoten gras, brandnetels en wilde bloemen. Een paadje voor het uitlaten van de hond; voor het afsnijden van de officiële weg; een slaapplek voor zwervers, shoot out voor junks en dealers, afwerkplek voor hoeren en sex im Freien locatie voor stelletjes – van al die existenties was bewijsmateriaal te vinden. Vanmiddag zag ik er niemand. Het was een paadje dat ontstaat als er behoefte aan is, niet omdat het bedacht is. Net als hier voor de deur, waar men de weg naar de tramhalte of er vandaan ook het liefst zelf kiest, alle afspraken, wetten en regels ten spijt. Een echt ‘mensenpaadje’ dus, dat in de loop van de tijd ingesleten raakt, en bestaansrecht krijgt.

Op de een of andere manier vermoedde ik dat iemand me zou gaan vragen wat ik op het gekozen pad uitvoerde, en dat mijn antwoord dan ‘ik ben kunstenaar’ zou zijn. Alsof daarmee alles verklaard was. Kunstenaars nemen mensenpaadjes, of maken ze aan. Net echte mensen. Maar niemand vroeg me iets.