Iets zien of iets niet zien, dat heeft niet alleen te maken met de kwaliteit van je ogen. Het gaat ook om je stemming, en om je bereidheid iets te zien (iets kunnen zien, omdat je ervoor open staat). Het heeft bovendien te maken met de richting waarin je kijkt. In Berlijn kijk ik ver vooruit en veel omhoog, omdat het hier groot en hoog en uitgestrekt is zonder weerga. Er is eenvoudigweg heel veel te zien. Aan het einde van de dag ben ik soms gewoon doodop van het kijken, heb ik de buik vol van al dat voedsel voor mijn ogen. Gisteren keek ik vooral naar beneden, omdat ik wat in mezelf gekeerd was, en ik zag het asfalt en de voetpaden onder mijn schoenen. De trottoirs bestaan hier uit steeds wisselende combinaties van stoeptegels, grotere stenen platen en de wondere werelden van kinderkopjesmozaïek.
Iedere volgende meter vertoonde weer een ander beeld. Een patroon, een ingewikkeld patroon, een heel ingewikkeld patroon of… juist helemaal geen patroon? Ik verwachtte geen antwoord, vroeg niemand iets, vond het al heel interessant zo. Ik hoef niet alles precies te begrijpen.