Voor mijn begrip worden mij dagelijks ideeën aangereikt. In een artikeltje over stand-up comedians lees ik: ‘Dem Berliner sein Kiez birgt meistens ein pralles Leben mit allen Schrulligkeiten dieser Welt’ (De Kiez van de Berlijner biedt meestal een vol bestaan, met alle grillen van deze wereld.) En onwillekeurig moet ik weer even aan Walter Benjamin denken. In een artikel over Bar 25, een van de legendarische bars langs de oever van de Spree, die moet wijken voor een megalomaan vastgoedproject, schrijft Jan Joswig een prachtige typering van locaties als deze Spreeufer gemeenschappen, en geeft wat mij betreft ook een mooie omschrijving van een Kiez: ‘Eine Großstad macht vor allem Sinn, weil so viele Menschen zusammenkommen, dass man kleine Dörfer mit ganz spezieller Bevölkerung bilden kann.’Ik ben hier natuurlijk tijdelijk, dus van een echte Kiez kan geen sprake zijn. Mijn leven hier is anoniem en versplinterd, en ik bind mij hier nauwelijks. Alleen in bar La Tazza weten ze ondertussen dat ik ’s ochtends een dubbele espresso wil. Ik zou mijn Kiez dan ook niet kunnen beschrijven, maar hem misschien wel kunnen schetsen, in de geest van de letterpatronen die het Stillman personage in Paul Austers Broze stad door de straten van New York loopt. Het zal een vorm met verre uitschieters zijn; een sterrenstelsel, met denkbeeldige lijnen tussen de puntjes. Mijn Kiez is vooralsnog fictie, een verhaaltje.

